16. Celesta en Wim bereiken hun ultieme doel: ‘Wat een geschenk’

Celesta en Wim hebben een bijzonder cadeau mogen uitpakken. ‘Het geschenk van de camino’. Na 110 dagen hebben ze Santiago de Compostella bereikt. Daar mogen ze ongelooflijk trots op zijn. Wij, als gemeente in Ootmarsum, en trouwe volgers van hun pelgrimsreis zijn in ieder geval heel trots op deze Ganzenmarktbewoners. Ze hebben het volgehouden en wat hebben ze elkaar weten te ondersteunen om door te gaan. Partners, die elkaar na iedere stap nog beter hebben leren kennen. Het is voor hen nog niet eens allemaal te beseffen. Celesta en Wim staan voor die kathedraal in Santiago te midden van honderden andere pelgrims. Heel langzaam daalt het besef dat ze er echt zijn. “Jullie zijn er! Wat goed,” laat Oliver weten op het plein voor de kathedraal. Het is een feest van weerzien, Celesta en Wim zijn moe en zoeken de luwte op van een klein café. De laatste dag regende het, maar na het voltooien van de camino schijnt letterlijk en figuurlijk de zon. “We zijn er!!!” Wat een geweldige prestatie en hoe mooi is het dat je in de luwte van een klein café deze grootse daden weet te relativeren. Tot jezelf komen en weten dat je van begin tot eind, met hoogte- en vast ook dieptepunten, deze camino tot een goed einde hebt gebracht. Het heeft niet alleen het einde gebracht van deze pelgrimstocht, maar nog veel, veel meer. Hun reisverslag van deze laatste etappe zeg alles.

Santiago de Compostella, 25 oktober 2024
“Jullie zijn er! Wat goed! Het hele stuk gelopen!” Met een grote glimlach op z’n bebaarde gezicht komt Oliver op ons af gelopen. We vallen elkaar in de armen.  “Hoe is het met je? Wat zie je er slank uit! Wat goed om je weer te zien, na al die weken!” We staan op het grote plein voor de kathedraal in Santiago de Compostella. Om ons heen staan honderden pelgrims. Allemaal vanmiddag aangekomen.  We hebben net Oliver begroet, pelgrim uit Duitsland die we ergens in het noorden van Frankrijk ontmoetten en met wie we sindsdien contact gehouden hebben. En we ontwaren Venkat in de mensenmenigte, pelgrim uit Texas, Indiër van geboorte. We ontmoetten hem in Astorga. De afgelopen tien dagen zagen we elkaar steeds weer.

Op het plein is het een feest van weerzien en herkenning. We horen uitroepen van verbazing. “We hebben elkaar na Burgos niet meer gezien en nu staan we hier op dezelfde dag voor de kathedraal in Santiago!” Iedereen is blij, opgetogen, tevreden, geëmotioneerd. En moe.
De zon komt door. We nemen foto’s. We hebben deze hele laatste dag door de regen gelopen, maar nu is het droog en schijnt de zon. We zijn er! Uit de drukte, in de luwte van een klein café in de oude binnenstad komen we tot onszelf. We zijn er. ‘Hoe voel je je? Ben je opgelucht? Blij? Wat heeft het met je gedaan?’  In gedachten zien we flarden van onze  pelgrimstocht voorbijkomen. We vertrokken op een maandag in juli van de Ganzenmarkt in Ootmarsum en nu, op een vrijdagmiddag in oktober staan we voor de kathedraal in Santiago. Elke stap hebben we gelopen.
Toen we vertrokken, wisten we niet hoe het zou gaan, of we het vol zouden kunnen houden, of het niet veel te ambitieus was, dat plan om misschien wel helemaal naar Santiago te lopen. Toen we vertrokken verwachtten we, als alles goed zou gaan, midden november in Santiago aan te komen.
En alles is goed gegaan. We zijn verbaasd hoe vlot en hoe makkelijk onze pelgrimstocht is verlopen. Lachend houden we elkaar voor dat we alle tegenslag en alle zware etappes wel heel snel weer vergeten zijn.

 

Onderweg raakten we snel gewend aan het ritme van elke dag lopen. Lopen, eten, slapen, opstaan en weer lopen. We gingen houden van dat ritme, waren soms bang het kwijt te raken en besloten daarom geen rustdagen te nemen. We raakten gewend aan het gewicht van onze rugzakken en aan de etappes van tegen de dertig kilometer. We raakten eraan gewend en we raakten eraan verknocht. Elke dag hadden we zin om weer op pad te gaan. Ook als het erg warm was, ook als het koud was of als het regende. Ook als we moe waren.

Honderdtien dagen hebben we gelopen. Samen gelopen. We hebben elkaar beter leren kennen. Nog beter. We hebben veel gedeeld. Veel samen meegemaakt. Samen hebben we het geschenk dat camino heet, mogen uitpakken. Een geschenk is het. We nemen het mee naar huis. Samen gaan we de komende tijd van dat geschenk genieten. Er nog eens naar kijken. Erover vertellen. Eraan terugdenken.

“Jullie vertelden over Rochus, de pelgrim die na lange tijd weer terugkwam in de stad van zijn geboorte. Niemand herkende hem, hij werd aangezien voor een spion van de vijand en in de gevangenis gezet. Wie een pelgrimstocht maakt, verandert, vertelt dat verhaal. Hoe zit dat met jullie?” Venkat kijkt ons vragend aan.

Wij blijven het antwoord schuldig. Vandaag zijn we nog pelgrims. Vanaf morgen kijken we terug.

Ultreia!
Celesta en Wim

 

15. Honderd wandeldagen met ontberingen maar met nog meer waardevolle bagage
Celesta en Wim hebben inmiddels honderd wandeldagen gelopen op hun camino van Ootmarsum naar Santiago de Compostella. Ze zijn nog minder dan 200 kilometer verwijderd van hun ‘heilige einddoel’. Mooi hoe ze in dit verslag verwoorden dat ze het nauwelijks kunnen bevatten dat ze zover zijn gekomen. En dat het zo goed is gegaan. Ook in deze bijdrage laten ze weten dat er ontberingen zijn. Maar die worden gevolgd door hele bijzondere ontmoetingen en die zorgen voor dat hele positieve gevoel dat ze letterlijk en figuurlijk op de goede weg zijn. De kathedraal in Leon vergeten ze nooit meer net als de volgende dag, die een contrast is met ‘the day after’.  Hun tocht levert zoveel positieve energie op. Dat wordt door gastheer David nog eens in alle facetten benadrukt. Na deze ‘David Oase’ volgt Astorga. De 100e wandeldag en die wordt afgesloten in de herberg van de Braziliaanse Beatrice. Daarna leggen Celesta en Wim een steen neer als symbool voor de last, die je met je meedraagt, maar ook om ‘lichter’ verder te gaan. En juist dat laatste gevoel overheerst bij onze Ootmarsumse pelgrimsreizigers. Lichter verder gaan en nog maar een kleine 200 kilometer te gaan. Het is ongeveer de afstand tussen Ootmarsum en Amsterdam. Ze gaan het redden en dat noemen we geen topprestatie, maar een overwinning om vanuit je hart dit doel te willen bereiken.

Villafranca de Bierzo, 18 oktober 2024

 

 

Onze aankomst in Leon luidt het begin van onze vijftiende wandelweek in. Op zondag 13 oktober zien we de kathedraal al van kilometers afstand boven de stad uitsteken. Nog ruim een uur en dan lopen we de stad in. Na het beroemde Casa de Botines van Gaudi keutelen we verder door de gezellige straatjes. Dan lopen we de Plaza Regla op en staan opeens voor de kathedraal. Wat een imposant meesterwerk! Verre van protserig maar toch een groot contrast met de schamele, uit leem opgetrokken huizen, waaraan we bijna dagelijks voorbij lopen. Vandaag nemen we het ervan. Een audiotour door de kathedraal, een heerlijke maaltijd en een goed bed.

 

 

Wat een contrast
De volgende dag leidt de route ons 27 kilometer lang door vreselijke industrieterreinen en langs gevaarlijke drukke wegen. Deze dag, ook nog in de stromende regen, sluiten we af met een biertje uit een vies glas,  tonijn en asperges uit blik bovenop een berg sla met bruine randen. Oh ja, en ook nog een ei. De bedden in de herberg zijn klam en de geur van desinfecteermiddel prikt in onze neus.  Maar we zijn het allemaal snel vergeten, want de volgende dag is daar David. Een bron van positieve energie op een open plek in het caminolandschap. Hij biedt pelgrims fruit, water, koffie, thee, noten, koekjes. Je kunt het zo gek niet bedenken of het ligt er uitgestald. Donativo pur sang. In een klein vertrek, afgescheiden door dikke dekens, brandt een kacheltje. In een ander vertrek ligt een matras.

Daar slaapt David. Buitenmens, bijzonder mens. Woonruimte betekent voor hem een plek om te kunnen zijn, zoals je bedoeld bent te zijn. Een plek zonder muren en zonder voordeur. Ook als hij op zijn bed ligt, moet hij de sterren kunnen zien.  “Waarom doe je dit?”, vraagt iemand hem.  “La respuesta es: porque lo hago.” Simpel en duidelijk. Hij doet het gewoon, omdat hij het doet. En ook: “Het leven laat je die dingen doen die je moet doen.”
Over niet te lange tijd gaat hij weer lopen. Naar de Noordkaap. We geven hem ons adres voor als hij in de buurt is.  Na een hartelijk afscheid lopen we door. Het regent zachtjes en dat is goed. De druppels tikken als muziek op onze paraplu’s. We voelen ons rijker. Alles is goed.

 

 

De 100e wandeldag
Dan volgt Astorga. Prachtige stad maar we zien er niet veel van. Pelgrimeren en culturele activiteiten gaan niet samen. De bezichtiging van de kathedraal in Leon was voor ons een uitzondering. We brengen een gezellige avond door in de herberg van de Braziliaanse Beatrice. Lekker eten en mooie gesprekken met vijf nationaliteiten aan tafel. En er wordt geproost op ons. Vandaag is onze 100ste wandeldag!  En verder gaat het weer. Net  buiten Astorga lopen we een kleine kapel in. Dat doen we vaker. Moment van rust, van bezinning. Deze kapel is wel heel bijzonder. Achter het altaar zien we een beeld van Jezus, die ons vriendelijk aankijkt, terwijl hij op een mijlpaal aan de kant van de weg rust. Hij lijkt ons de weg te wijzen en te bemoedigen om door te gaan. Een heel andere aanblik dan die van de lijdende Jezus aan het kruis. “Er zijn er maar een paar van”, zegt de kerkenwacht.

Deze week passeren we veel kleine dorpen. We lopen over geplaveide paden maar ook door ruig gebied. Na Foncebadon klimmen we naar 1500 meter hoogte.  Daar is het bekende Cruz de Ferro dat al in de elfde eeuw als wegwijzer geplaatst is. Sinds jaar en dag is het een pelgrimstraditie om hier een steen neer te leggen. Symbool voor de last, die je met je meedraagt en die je hier achterlaat. Of als gedenkteken voor een geliefde. Voor iemand die je mist. Na het Cruz de Ferro gaat de pelgrim lichter verder. Of zorgt de pelgrimage ervoor dat hij meer kan dragen? Wij leggen onze steen en gaan verder.
En dan is het vrijdag. Vandaag passeren we kilometerpaal 198. Nog minder dan tweehonderd kilometer te gaan! We kunnen het maar nauwelijks bevatten. Dat we zover zijn gekomen! Dat het zo goed is gegaan! Dat we dit doen. Dat we hier zijn.

Ultreia!
Wim en Celesta

 

 

 

14. Na de Meseta tevreden, rijker, sterker: een pelgrimservaring in alle stilte
Misschien ligt voor Celesta en Wim het moeilijkste traject nu achter hen. Het is de Meseta, die gevolgd wordt na Burgos. Het is een kale en vrijwel boomloze hoogvlakte tussen Burgos en Leon. Onze pelgrims komen daar van alles tegen, maar vooral de stilte, zelfs de stilte in de storm ervaren ze dwars door hun lichaam heen. Dwars door alles heen hebben ze deze zeventien kilometer kaarsrechte weg doorstaan. Het regent, het stormt, het klaart op en toch is het stil. Dat maakt deze pelgrimstocht tot een unieke ervaring voor Celesta en Wim.

Bercianos del Real Camino, 11 oktober 2024
Donderdag.
Het is stil. We horen niets. Geen geluid van auto’s. Niet van een vliegtuig. Geen stemmen. Niet meer het geluid van de storm die raast over het veld en door de takken van de bomen.  Het is stil. De storm is gaan liggen. De geploegde akker reikt tot aan de horizon. Daarboven stapelwolken, blauwe lucht. De zon verwarmt de achterkant van onze benen. We horen een leeuwerik, maar we zien hem niet. Eindeloos lijkt de vlakte waarover wij naar het westen lopen. Eindeloos. Vlak. Kaal. Leeg. En mooi.
We lopen over de Meseta. Vanaf maandag al, als we Burgos verlaten. De Meseta, berucht en gevreesd onder de pelgrims. De Meseta: kale, vrijwel boomloze hoogvlakte tussen Burgos en Leon.  Bij vertrek uit Burgos regent het. Dat blijft zo, die hele maandag. En de dag daarna. Woensdag komt de storm erbij. En er wordt onweer voorspeld. We klauteren wel vijf, zes keer over omgevallen bomen. We worstelen ons tegen de storm in. Kletsnat komen we in de herberg aan. We genieten van droge kleren en van warm eten. Binnen liggen we in een warm bed. Buiten raast de storm.
Maar vandaag is het weer stil. De storm is gaan liggen. Het is stil. We zien vrijwel niemand vandaag. Sommige wandelaars slaan de Meseta over. ‘Vanaf Burgos nemen we de bus’, horen we, ’tot aan Leon. Zo vermijden we het saaiste stuk van de camino.’ Of: ‘Er wordt gewaarschuwd voor slecht weer. Wij nemen de trein. De Meseta slaan we over, te gevaarlijk.’

Op het zeventien kilometer lange pad tussen Carrion de las Condes en Calzadilla de la Cueza zijn we alleen. Boven ons een fraaie wolkenlucht.  Vijf grote roofvogels cirkelen hoog boven onze hoofden. Links en rechts van ons zien we geploegde akkers, zo ver het oog reikt. Voor ons een kaarsrechte horizon en een pad daar naartoe. We voelen ons klein en nietig. ‘Een broodkruimel op de rok van het universum.’ Onder onze voeten knerpt het grind. Stap na stap komen we verder, verandert het perspectief. Stap na stap voelen we ons sterker. Na elke regenbui, na elke storm, na elke eindeloze, stille weg voelen we ons sterker, rijker, tevreden. Dat is een ervaring die de Meseta ons schenkt en die wij niet hadden willen missen.

Een pelgrimservaring. Een ervaring die ervoor zorgt dat we daarna met andere ogen kijken. Een ervaring op weg naar Santiago. We komen aan in Calzadilla. Het is er stil. We zien vier pelgrims voor de herberg. Zouden er vandaag dertig pelgrims zijn die de oversteek gewaagd hebben? Twintig?  In de herberg gaan we aan tafel. We tellen vijftien pelgrims. Het is stil. Er wordt weinig gepraat. Zijn we allemaal moe? Of zijn we nog onder de indruk van de kracht van de natuur en van de immense weidsheid van het landschap? We zijn stil. We zijn blij. We zijn er.

Ultreia!
Celesta en Wim

 

 

 

13. Nog maar een klein stukje…nog maar 550 kilometer te gaan
Celesta en Wim lopen inmiddels in Spanje en dat geeft hen energie. In het vorige verslag meldden ze nog een stormachtige binnenkomst in dit Iberische schiereiland. Ze voelen zich daar gelukkig en welkom: “Kom maar binnen, kijk maar rond.” Ze genieten van het Spaanse landschap en kaarten zijn niet meer nodig, want de Camino wordt overal bewegwijzerd. En wat is het heerlijk om in Spanje te zijn. Wat leven ze mee met de pelgrims en wat zijn ze trots op hun Camino. De inwoners tonen zich gastvrij en wat geeft dat een energie om het lange pad naar Santiago toch tot een pelgrimsfeest te maken. Nog maar 550 kilometer, maar met alles wat ze nu ervaren lukt het voor Celesta en Wim om hun tocht, die hun leven verrijkt,  tot een goed einde te brengen. Na het eerste stempel in onze kerk zijn er inmiddels al 88 stempels bijgekomen. Dat is niet eens het belangrijkste, want die levensrugtas zit inmiddels boordevol kostbare ervaringen. Lees met veel plezier hun wekelijkse verslag.

Villafranca Montes de Oca, 4 oktober 2024

Spanje gaf zich niet makkelijk gewonnen. Maar  voor het trotseren van de Ibañeta-pas worden we uiteindelijk rijkelijk beloond. Het Spaanse landschap is wijds en glooiend. Alsof het ons welkom heet. ‘Kom maar binnen, kijk maar rond!’  De camino strekt zich voor ons uit. Een eindeloos lang pad in een rechte lijn naar het westen. Naar Santiago.  In de verte links, rechts of achter ons zien we hoge bergtoppen en voor ons doemt steeds weer een nieuw dorp op. In het midden op het hoogste punt de kerktoren. We hebben geen kaarten meer nodig. Overal wordt de camino bewegwijzerd. Overal zien we  de Jacobsschelp en de gele pijlen. Op betonnen paaltjes, op muren, op bomen. Zelfs op electriciteitspalen. Dichter in de buurt van een dorp of stad worden het soms ware kunstwerken. Gefreesd in stoeptegels of in messing gegoten. De Spanjaarden zijn trots op hun Camino en ze laten ons graag meegenieten.

 

 

‘Buen Camino’ , ‘Buen Camino’ en nog eens ‘buen camino’. Steeds weer wensen ze ons een goede tocht. Het klinkt ons als muziek in de oren. Wat is het heerlijk om in Spanje te zijn.  De eerste grote stad die we binnenlopen, is Pamplona. We zien wasgoed aan de talloze balkonnetjes. De geur van wasmiddellen hangt in de smalle straatjes. Heerlijk. Spanjaarden houden van schoonmaken. We zien een vrouw de stoep voor haar voordeur schrobben. Ze draagt een bata. Een schortjurk. Bijna klederdracht voor de Spaanse huisvrouw van boven de 60 jaar.

Haar bovenbuurvrouw met eenzelfde bata maar dan in een andere kleur geeft de plantjes op haar balkon water en praat zachtjes tegen haar kanariepiet. Het kooitje heeft zo te zien al heel wat kanariepietjes overleefd. Terwijl ze bezig zijn, wisselen de vrouwen nog wat nieuwtjes uit. Wij lopen verder.  In het centrum van de stad is het een drukte van belang. Het is zaterdag. Muziek klinkt uit de talloze barretjes. Mensen staan buiten of zitten op de rand van een van de vele fonteinen met in hun ene hand een glas en in de andere een pincho. Het leven lijkt hier een groot feest. Wij genieten van alles wat we meemaken.

 

 

In een smalle straat staat een kleine tractor geparkeerd. Drie mensen dragen manden met druiven naar binnen. We staan stil. We zijn nieuwgierig en vragen wat ze met die druiven gaan doen.

Dan worden we uitgenodigd om binnen te komen. Vol trots laat de wijnboer ons zien hoe hij hier thuis wijn maakt. We krijgen een uitvoerige rondleiding. ‘Er gaat wel driehonderd liter in een vat. We laten de druiven eerst twee weken gisten. We maken witte wijn, rosé en rode wijn.’ Hij legt ons uit hoe ze dat precies doen. En dan nemen we hartelijk afscheid. En verder gaat het weer.
We lopen en we lopen. Deze week elke dag zo’n dertig kilometer. We krijgen energie van de Spaanse gastvrijheid. Vandaag zet een vriendelijke hospitalera het 89ste stempel in ons pelgrimspaspoort. Ze is onder de indruk. ‘Increíble’, zegt ze. En dan, met een knipoog ‘…nog maar een klein stukje!’ En zo is het. Nog maar 550 km te gaan.

Ultreia!
Wim en Celesta

 

 

 

12. Stormachtig bij binnenkomst Spanje
Celesta en Wim hebben Spanje bereikt. Dat gebeurde op stormachtige wijze. De regendruppels voelen als hagelstenen. Het Ootmarsums paar weet dat ze door moeten lopen om niet bevangen te worden door de kou. Ze moedigen elkaar aan en weten dat ze samen willen volhouden. Ze beschermen elkaar, ze moedigen elkaar aan en staan stil bij de grenspaal met Spanje. Celesta en Wim weten ook dat ze niet alleen zijn, want achter hen lopen meerdere pelgrims, die ze hebben leren kennen. Ze zien ze niet, maar weten dat ze er zijn. In de abdij in Roncesvalles ‘klinkt’ the sound of silence van de pelgrims als het geluid van geluk en tevredenheid. De storm overwonnen. De camino leert je dat je meer kunt dan je denkt. Bijgaand de twaalfde pelgrimsbrief van Celesta en Wim. Bijbels gezien een bijzonder getal gelet op de twaalf stammen en de twaalf discipelen van Jezus. Met windkracht ‘twaalf’, zo voelde het soms de pas over. Ze hebben het gered en hoe mooi wordt dat wel niet beschreven in deze twaalfde pelgrimsbrief.

Larrasoaña (Spanje), 27 september 2024
We moeten schreeuwen om elkaar te kunnen verstaan. ‘Gaat het nog? Heb je het koud?’ De storm duwt ons af en toe terug. Hij beneemt ons de adem. En wij worstelen ons naar boven. De regen striemt onze gezichten. Het waait zo hard dat de druppels aanvoelen als hagel. We proberen ons gezicht te beschermen.  Als we nu stoppen, worden we koud. Nergens is de bescherming van een muurtje, een boom, een struik. We realiseren ons allebei dat we moeten blijven bewegen. Zo raken we niet onderkoeld. En zo komt de pashoogte steeds dichterbij.  ‘Ja, het gaat goed! We lopen door!’

We lopen. Om half acht zijn we  vertrokken. In de storm. De hemel kleurt roze en oranje. De Pyreneeën laten zich in al hun schoonheid zien. We maken foto’s van de zonsopkomst. Het kost moeite om het mobieltje stil te houden in de harde wind.  De weg slingert zich door het kale berglandschap naar boven.  Nergens beschutting. En dan gaat het regenen. Onophoudelijk regenen. Het lijkt of al het slechte weer dat we meer dan twee maanden niet hebben gehad, is opgespaard voor deze ene dag. Wat gaat het tekeer! Voor ons loopt niemand. Achter ons ook niet. We lijken alleen in ons gevecht met de elementen. Maar zo voelt het niet. En we zijn ook niet alleen.  We weten dat Göran en Sara, vader van 80 en dochter van 50, uit Zweden, ergens achter ons lopen. En Cornel en Rosemary, vriendinnen uit Engeland. Danny Huan, boeddhistisch monnik uit Thailand. De vier broers uit Brazilië en hun twee neven. Het vriendelijke meisje uit Venezuela. We kennen ze allemaal. En ze zijn allemaal onderweg naar de pashoogte om daarna af te dalen naar de abdij in Roncesvalles.

Gisteravond, na het avondeten in de herberg Orisson, heeft iedereen zich voorgesteld. Verteld waar hij vandaan kwam. Onder woorden gebracht waarom hij loopt. Of zij. We lopen om te vieren dat we dat kunnen. Of om een geliefde te eren die er niet meer is, om andere mensen te ontmoeten en een andere cultuur te leren begrijpen. Om te vieren dat een ziekte overwonnen is. Om in het reine te komen met iets dat ons dwarszit. En nu lopen we. Wij met z’n tweeën. Dicht achter elkaar. Zo beschermt de een de ander. Af en toe wisselen we een blik, een woord. Vergewissen we ons ervan of de ander het nog volhoudt, of het nog wel gaat. Bij de grenspaal die aangeeft dat we Spanje binnengaan, staan we even stil. We zijn in Spanje!

Als we in de grote herberg in Roncesvalles aankomen, blijkt dat we ons allebei erover hebben verbaasd hoe goed het ging. Ons erover hebben verbaasd hoe taai we zijn. Ons erover hebben verbaasd hoe fijn het toch ook was. In de storm, de regen, de kou. In Roncesvalles lopen we om half één door de poort de abdij binnen. We zijn er! Het is droog binnen! We doen onze rugzakken af, trekken onze drijfnatte schoenen uit, onze sokken, broeken, shirts. Gauw droge kleren aan, warm worden. Iets eten. Zitten. Bijkomen. Na ons druppelt de een na de ander binnen. We zijn blij als we Göran en Sara zien. Ze hebben het gered! En ze zijn vrolijk en tevreden! Gisteren vertelden ze nog hoe de camino je kan leren dat je meer kunt dan je denkt. Veel meer soms. Dat je camino je leert om naar je lijf te luisteren en voor je lijf te zorgen. Voor jezelf te zorgen.  In de herberg van die grote abdij van Roncesvalles hangen overal regencapes, broeken, sokken, jassen, shirts, slaapzakken. Alles is nat.  En het is stil. Op heel wat bedden liggen ’s middags al pelgrims te rusten, te slapen. Bijna niemand praat. Maar in die stilte hoor je bijna het gesnor van tevredenheid, van geluk. We hebben allemaal hard moeten werken in de najaarsstorm en we zijn allemaal de pas overgekomen.

Ultreia!
Celesta en Wim

 

11.Celesta en Wim nemen de tijd om licht aan anderen te sturen

Inmiddels zijn Celesta en Wim 75 dagen onderweg. Geen dag is hetzelfde en de enige remedie om hun doel te bereiken is doorlopen. Soms meer dan 40 kilometer op een dag. Ze ontmoeten veel mensen, maar wandelen ook vaak in stilte. In dit zwijgende decor denken ze vaak aan vrienden of familieleden, die moeilijke en soms hele moeilijke tijden beleven. Wanneer het kan sturen ze het licht van een kaars om te laten weten dat ze aan hen denken. Ze blijven op weg en nog steeds met goede zin.

Arzacq-Arraziguet, 20 september 2024
‘D’ou venez vous?’ ‘Where are you from?’ Waar komen jullie vandaan? Als mensen ons vragen waar we vandaan komen, zijn ze onder de indruk als we antwoorden dat we thuis gestart zijn. In Ootmarsum. Holland.  ‘D’où?’  ‘De Pays-Bas!’  From where did you say?’ ‘From Holland! We live near the German border. Juste a côté de la frontière Allemande.’
Wekenlang kwamen we overdag bijna niemand tegen. Vanaf Cahors is het ineens druk op de pelgrimsweg. We komen Belgen, Canadezen, Chinezen en Brazilianen tegen. En natuurlijk veel Fransen.
‘Incroyable! Bravo …! Unbelievable, you must be proud!’ Trots zijn we niet. Helemaal niet zelfs. Wel zijn we verbaasd dat het ons zo makkelijk af gaat. En we ervaren het als een groot geschenk dat we dit kunnen doen. Dat antwoorden we dan ook.

Vandaag is het alweer onze 75ste dag. Het is ongelofelijk. Steeds een nieuwe dag, die weer anders is dan de dag ervoor. Het landschap, het weer, de etappes, de herbergen, de mensen. Alles is anders. Het petit-dejeuner meestal niet. Dat is eigenlijk nooit een verrassing. We krijgen een soepkom met of te sterke of te slappe koffie. Een stuk brood met jam. We zien met verbazing hoe de Fransen hun brood in de koffie dopen. De jam lijkt het belangrijkste onderdeel van het Franse ontbijt. De manier van bereiden en vooral ook de smaakbeleving leidt zelfs vroeg in de ochtend tot opgewonden gespreksstof. We laten het gekakel maar langs ons heen gaan, lepelen een yoghurtje weg en gaan dan net als iedere ochtend weer met goede zin op pad.

 

We vertrekken meestal zo rond half acht. Na ongeveer drie uur lopen pauzeren we dan even. We hebben altijd wel wat te eten in de rugzak. Gedroogde abrikozen, noten, mueslirepen, chocolade. Als we het geluk hebben een bakker langs de route tegen te komen, trakteren we onszelf soms op een lekker rozijnenbroodje. Twee uur en weer zo’n 10 km verder lunchen we dan ergens langs de route.  Brood, kaas, ham, sardientjes.
De afgelopen week hebben we lange dag etappes afgelegd. Zelfs een paar keer meer dan 40 km. Achteraf denken we dat we op die manier onbewust door een dipje heen gelopen zijn. Toen we vlak voor Moissac de Pyreneeën aan de horizon zagen opdoemen, leek Santiago opeens verder weg dan ooit.

 

Doorlopen in stilte op de sterrenweg
Doorlopen is de enige manier om dichterbij te komen. En dat doen we. Soms urenlang in stilte. Dan de één, dan de ander voorop. Smalle paden, brede paden. Door bossen en weilanden. Over zand, kiezelstenen, asfalt en soms ook over gevaarlijk drukke provinciale wegen. Dan weer uitgestrekte mais,-en zonnebloemvelden. De laatste dagen zien we ook weer vaak wijngaarden. We zijn in de Gascogne. Grote trossen rode en witte druiven hangen te wachten om geoogst te worden. We plukken er soms wat van. Heerlijk zoet zijn ze.
Slechts af en toe staan we stil. Als we iets bijzonders zien of om de route te checken. De routemarkering laat nogal eens te wensen over. Stilstaan doen we ook op een andere manier. In een kerk. Op een plek die goed voelt. Dan nemen we de tijd om in gedachten bij die  vrienden of familieleden te zijn die moeilijke tijden beleven. Die ziek zijn. Ernstig ziek soms. In gedachten sturen wij ze het licht van de kaars die we aansteken. . Licht van de sterrenweg die we gaan.

Ultreia!

 

 

 

10. De zin om verder te gaan, Ultreia, Ultreia
Celesta en Wim eindigen elke pelgrimsbrief met het woord Ultreia. Ook in deze bijdrage wordt dit woord meermalen genoemd en zelfs als ‘Ultreia, Ultreia’ en misschien het beste vertalen als ‘Verder, Verder’. En dus lopen Celesta en Wim Verder en Verder en ervaren ze steeds nieuwe indrukken op hun pelgrimsreis. Ze voelen zich fit en sterk en hebben de afgelopen week ruim tweehonderd kilometer gelopen. Iedere dag is anders, iedere dag een ander doel, maar het grote doel zal niet veranderen, dus blijft het Ultreia, Ultreia tot Santiago de Compostella is bereikt. Het blijft mooi om hun reisverslag te lezen en het geeft de volgers ook vertrouwen dat ze hun doel kunnen bereiken. Hun rugtassen vullen zich met dankbare herinneringen en waardevolle gesprekken.

Durfort-Lacapalette, 13 september 2024
‘Ultreia! Ultreia!’ Het zijn de woorden die ons tijdens onze pelgrimstocht vergezellen. We eindigen er elke pelgrimsbrief mee. En nu lezen we dezelfde woorden in de basiliek in Rocamadour.  We staan voor het standbeeld van Jacobus. De Jacobus die volgens de overlevering in Santiago begraven zou liggen. Op de sokkel onder zijn gestalte staat de tekst die als aansporing voor de pelgrims bedoeld is.  ‘Ultreia! Ultreia!’ Je kunt het misschien het beste vertalen met: Verder, verder!
Een paar dagen later praten we erover als we met andere pelgrims in Montcuq aan tafel zitten. Ultreia. Je kunt het dan wel vertalen met ‘plus loin’, steeds verder, maar wat betekent het eigenlijk? Ultreia? Als je elke dag loopt? Als je onderweg bent naar Santiago? Als je nog zo ver moet?

‘Ik loop elke dag’, zegt Patricia uit Bretagne, ‘en elke dag heb ik zin om verder te lopen.’ Het is het ritme, vertelt ze. Het ritme van lopen, eten, slapen, opstaan en weer lopen, dat ervoor zorgt dat je verder wilt. Elke dag verder. ‘Ik weet niet eens of ik het doel wel wil bereiken’, vervolgt ze, ‘het is vooral het gevoel dat ik wil bewegen, lopen, verder gaan.’ De anderen aan tafel, we zijn met z’n twaalven, herkennen dat. Wat gisteren nog een doel was, ligt vandaag al weer achter ons. Wat blijft, is het plezier om te bewegen. De zin om verder te gaan.  Wij vertellen over onze pelgrimstocht. Gestart op 8 juli in het verre Nederland. En inmiddels zijn we flink opgeschoten! Vorige week vrijdag waren we nog in Corrèze. Nu, een week later, zijn we het bijzondere en wonderschone Rocamadour gepasseerd en hebben we Cahors alweer achter ons gelaten.  We hebben deze week meer dan tweehonderd kilometer gelopen. Het gaat goed! We voelen ons fit en sterk.

Na een etappe van 35 kilometer kijken we elkaar aan en constateren we verbaasd dat we helemaal niet moe zijn. Het ‘ultreia’ zorgt ervoor dat we elke dag buiten zijn, bewegen, frisse lucht ademen en ons door al die fysieke arbeid heel gezond voelen.
Maar er is ook nog iets anders. Ook daarover praten we aan tafel in de pelgrimsherberg. De pelgrimstocht brengt ons verder, ook in een ander opzicht. ‘Ik ben nu op de pelgrimsweg veel rustiger dan anders’, zegt Christoph, ‘en ik maak me nauwelijks zorgen’. Anderen vallen hem bij. ‘Vertrouwen!’, klinkt het. Elke dag zijn er vriendelijke mensen die je de weg wijzen, die je succes wensen of die je onderdak geven. Elke dag weer! Dat geeft vertrouwen. Het komt heus goed met die slaapplaats vanavond! Je wordt anders door de camino, de pelgrimstocht. Dat voelen we allemaal. En al die pelgrims die ons zijn voorgegaan, voelden dat vast ook. Al in de middeleeuwen klonk het motto van de pelgrims: ‘Verder, verder! En hoger, dieper. Moge God ons daarbij helpen.’

Zo staat het onder het beeld van Jacobus, daar in de basiliek van Rocamadour: ‘ Ultreia, ultreia, e sus eia, Deus adjuve nos.’
Ultreia!

Celesta en Wim

 

9. Middenin een wondere wereld
Celesta en Wim hebben inmiddels 1600 kilometer gelopen en hebben nog 1600 kilometer voor de boeg om hun doel Santiago de Compostella te bereiken. Ze zijn het geografisch middelpunt dus gepasseerd en lopen nu in het de regio Limousin. Op weg naar Rocamadour, een bedevaartsplaats in het Centraal Massief. Ze hebben weer een prachtig verslag geschreven over de afgelopen week. Op deze wijze blijven we op de hoogte en leven we met hen mee om deze Camino tot een goed einde te brengen.

Corrèze, 6 september 2024
“We zitten er middenin. Deze week passeren we het geografische middelpunt van Frankrijk. En we zijn net over de helft van onze pelgrimstocht. 1600 kilometer achter ons. 1600 kilometer voor ons.
Het landschap trekt niet aan ons voorbij zoals je dat bijvoorbeeld ervaart van achter het raam van een treincoupe. Ons camino landschap staat stil en wij zijn het die bewegen. We lopen er steeds verder in. Stap voor stap. Dieper en dieper.

Geen begin en geen einde
Middenin betekent ook dat er geen begin en geen einde is. We lopen niet meer van huis weg  maar ook nog niet naar Santiago toe. Beide zijn te ver weg om nog, of al, in het vizier te hebben. Middenin dus, ondergedompeld in de wondere wereld die Camino heet.

Afstemmen op slaapgelegenheid
Dat we de afgelopen dagen minder kilometers af kunnen leggen dan we gewend zijn, past wel in het plaatje van deze mid-camino ervaring. We moeten onze etappes afstemmen op de slaapgelegenheden die er zijn in dit niemandsland. Het is soms een heel gepuzzel en toch zijn we vaak maar een simpel telefoontje verwijderd van een verrassend onderkomen. We krijgen een code van vier cijfers en een deur opent zich.
We zijn in Saint-Martin Le Chateau. Een steile klim, links en rechts wat huizen en dan daar helemaal boven de kerk en het gemeentehuis staat de voormalige meisjesschool.
Daar is alles wat we nodig hebben. Bed, douche, toilet en een voorraadkast met levensmiddelen. Ook hier is in de verste verte geen supermarkt te vinden. We kiezen uit cassoulet en zuurkool en zijn dolgelukkig met de fles wijn die we onder in de voorraadkast aantreffen. Zo verteert het blikvoer net wat makkelijker. Er staat een kistje om het geld in te doen. In een donativo neem je wat je nodig hebt en geef je wat je kunt missen.

Partir cést mourir un peu
Onze weg en die van onze Deense pelgrimsvriend Frederik scheiden deze week in Marsac. Sinds onze eerste ontmoeting in Duitsland hebben we heel wat gedeeld. Hij gaat verder via Limoges en wij via Rocamadour. Een omhelzing hart op hart en een boks. En dan lopen we van elkaar weg. Afscheid nemen hoort ook bij de camino.

We lopen het stadje uit. We zijn stil.

Pas als we de eerste zware klim achter ons hebben en de tweede en de derde stoppen we even. Net om de bocht een cadeautje: de hoge heuvels van het natuurpark ‘Millevaches en Limousin’ doemen op. Een oogverblindend uitzicht.

Een volgend deel van onze camino is begonnen.

Ultreia!
Wim en Celesta

 

8 “Hopen op koffie”
Celesta en Wim vervolgen hun tocht in het zuiden van Frankrijk. Het valt hun op dat de kleine dorpjes ook daar langzamerhand uitgestorven zijn. Ze zoeken een cafeetje om een kop koffie te kunnen  dringen. Dat blijkt iedere keer een uitdaging te zijn. Dat neemt niet weg dat het respect heel groot is voor wat Celesta en Wim realiseren. Hun pelgrimstocht zorgt voor prachtige ontmoetingen, waardevolle gesprekken en gesprekken, die het hart vullen om door te kunnen gaan. Hieronder hun volgende verslag.

La Souterraine, 30 augustus 2024
‘Ik ben hier geboren, in Le Châtelet-en-Berry. Uit mijn jeugd herinner ik me de cafés, de bakkerijen, twee slagers, kruidenierszaken. Een hotel. De smid.’ Jacques houdt zijn glas bij. Eliane, onze gastvrouw, schenkt het vol.

We zitten aan tafel in Les Archers, een gehucht direct na Le Châtelet-en-Berry. En we genieten van een aperitiefje. Huisgemaakte frambozensiroop – een bodempje – aangevuld met rosé. Wat smaakt dat heerlijk fris!
“Dus toen waren de dorpen lang zo leeg niet als nu?”, vragen we. En we vertellen over onze ervaringen onderweg. Als we ’s ochtends na een paar uur lopen een dorpje naderen, hopen we steeds op koffie. Maar meestal loopt dat uit op een teleurstelling. Soms zien we wel een uithangbord of een opschrift. Café, Restaurant of Boulanger. Maar dan blijkt meestal dat alles dicht is. Zo te zien vaak al jaren. We praten erover, onderweg. Al die lege dorpen, zonder voorzieningen en vaak ook met maar weinig inwoners, hoe zou dat zo gekomen zijn?

In Néret stoppen we even om een foto te maken van het oorlogsmonument. Monument voor de Grande Guerre, de eerste wereldoorlog. Néret is een klein plaatsje. Toch tellen we zeventien jonge dorpsgenoten die zijn gestorven. En die dus niet meer naar hun dorp zijn teruggekeerd, in of na 1918. De bakkersknecht niet, de smid niet, een boerenzoon niet. Een paar landarbeiders niet. De postbode niet …
We lopen verder en denken erover na. Elk dorp, elk gehucht in Frankrijk heeft z’n eigen monument. Voor de ‘kinderen’ van het dorp die zijn gestorven voor het ‘vaderland’. Wat moet het stil zijn geweest in die dorpen toen het eindelijk vrede werd. Zou het daarom zo leeg zijn op het Franse platteland?

We hebben het erover met Jacques en Eliane. Nee dus. Zij vertellen dat het anders zit. Nog in de jaren zestig was het Franse platteland springlevend. ‘Er waren hier altijd twee huisartsen’, vertelt Eliane, ‘en nu niet één meer.’

‘En in Châteaumeillant’, vult Jacques aan, ‘hier iets verderop, jullie komen er morgen doorheen, daar waren altijd drie huisartsen. Nu is er nog één. Als die straks met pensioen gaat, is het ook daar voorbij.’
Wij zijn verbaasd. ‘Hoe lossen jullie dat dan op?’ Onze gastheer en gastvrouw kijken elkaar aan en halen dan hun schouders op. Er valt niets op te lossen, begrijpen we. Niet door hen. ‘Het is de politiek’, zeggen ze. ‘Er is altijd alleen maar aandacht voor het grote geld en voor de internationale bedrijven. Het platteland komt altijd op de laatste plaats. De gewone burger telt niet in Parijs.’

Jacques en Eliane hebben hier in Les Archers hun eigen kleine paradijsje. Vol trots laten ze het ons zien. Ze zijn blij met hun plekje. Blij met wat ze hebben. Niet boos om wat er niet is. Ze ontvangen af en toe gasten, koken voor ze en genieten van de ontmoeting met willekeurige vreemden. En wij genieten van een prachtige tuin, van een heerlijk diner, van een fijn onderkomen in een pipowagen en, nota bene, van het kleine zwembad waarin we na een lange en warme etappe heerlijk kunnen afkoelen.

 

Later die week komen door Neuvy-St. Sépulcre. We zien een terras! Een ogenblik later zitten we. Koffie!
We zijn blij! Deze keer met koffie na een flinke ochtendetappe. Een andere keer met een schaduwrijk plekje tijdens een hete namiddag. Met een fles water die een mevrouw ons aanreikt. Met een prachtig uitzicht over het glooiende land hier. Met een ontmoeting met zomaar twee Fransen ergens in een klein dorpje. Met een bed in een pelgrimsherberg.

Met heel af en toe een geopend café in een dorpje onderweg.

Ultreia!
Celesta en Wim

 

7. Altijd een verrassing na een zware etappe
Al vele weken lopen Celesta en Wim hun pelgrimstocht.  Iedere dag een stukje verder en het valt hen regelmatig best zwaar. Mooi is het dan dat na een zware etappe hen altijd een verrassing wacht in welke vorm dan ook. In dit reisverslag beschrijven ze hun verrassingen, maar ook over het warme welkom dat ze op meerdere locaties krijgen.

Valigny, 23 augustus 2024
Voor ons blijft het pad maar omhoog gaan. Er lijkt geen einde aan te komen. Het is warm. Hoog boven ons roept een buizerd. Goed kijken waar je je voet neerzet. We lopen op een pad dat niet veel meer is dan een lading neergestorte keien en stenen. Dat maakt het nog vermoeiender.  De rugzak weegt zwaarder en zwaarder.
Maar dan is daar, eindelijk, de basiliek van Vezelay. Vergeten zijn we de vermoeidheid en de pijn. We kijken elkaar aan. Wat is het hier mooi

Het overkomt ons vaker. Steeds als we het gevoel hebben dat er aan een zware etappe geen eind lijkt te komen, wacht ons een verrassing. Iets moois, iets fijns. Iets speciaals. De ene keer is het een onverwacht  heerlijk koel briesje in de schaduw van een paar bomen, nadat we kilometers lang in de brandende zon hebben gelopen. De andere keer is het een adembenemend uitzicht vanaf de top van een heuvel, die bijna niet te bedwingen leek.
Zo laat de aanblik van de prachtige basiliek in Vezelay ons de vreselijk steile klim ernaartoe vergeten. Het avondmaal, bereid door de vrijwilligers in de parochiale herberg, doet daar nog een schepje bovenop.

De dag daarop klimmen we aan het einde van onze etappe naar de herberg L’esprit du Chemin. En ook daar laat het warme onthaal ons alle vermoeienissen van overdag direct vergeten. Wat is het hier mooi! En fijn!
We installeren ons op onze kamer, douchen en gaan dan om zeven uur aan tafel.  Huberta heet vervolgens alle pelgrims hartelijk welkom. “We hebben hier de traditie om ons, voordat we gaan eten, aan elkaar voor te stellen. Vertel in het kort iets over jezelf en over de camino die je loopt.”
Terwijl we ons afvragen wie er moet beginnen, tovert Huberta een denkbeeldige bal van onder de tafel tevoorschijn en geeft het voorbeeld.

“Ik ben Huberta. Arno en ik zijn in 1999 de herberg ‘L Esprit du Chemin begonnen in Saint Jean Pied de Port.” Ze vertelt over hun eigen camino’s, over de  drijfveer om een herberg te beginnen en over de reden om in 2014 St. Jean Pied de Port  te verruilen voor het stille gehucht Le Chemin waar nu hun herberg L’ Esprit du Chemin te vinden is.
Dan gooit ze bal naar de overkant. Hussein vangt hem. Zijn voettocht begon ooit in Afghanistan en leidde hem naar Duitsland. Nu loopt hij naar Lourdes. Hussein gooit de bal naar Johan uit Vlaanderen, die samen met zijn dochter onderweg is. Dan landt de bal in de handen van Frederik uit Denemarken. Hem hebben  wij al in Werne ontmoet. De laatste dagen lopen we samen op. Dan weer door naar Verena uit Duitsland, dan naar Johans dochter Fleur. Wij komen ook aan de beurt en ten slotte gaat de bal naar Arno. Hij benoemt nog eens dat ‘L Esprit du Chemin een herberg is van en voor pelgrims gerund door vrijwilligers. Dat zijn Arno en Huberta zelf ook, vrijwilligers. En pelgrims.
Voordat we gaan eten, zijn we even stil. Ieder van ons heeft tijd om zijn gedachten te laten gaan over wat achter ons ligt. Op deze weg, in ons leven. Bij mooie en bij moeilijke momenten. Of om simpelweg even te genieten van de rust hier. We voelen ons verbonden met elkaar. We zijn allemaal pelgrims op de weg. Op de camino en op onze levensweg. We voelen ons dankbaar.

We besluiten onze tent hier achter te laten. Het gewicht begint steeds meer te drukken. En  vanaf nu zijn er meer onderkomens voor pelgrims. We denken dat het nu ook wel zonder tent lukt. We besluiten ook om van de geplande route af te wijken. We gaan naar Nevers in plaats van naar Le Puy en Velay. En na Nevers via Rocamadour, Cahors, Oloron Sainte Marie en de Somportpas naar Spanje. Dat doen we omdat die route minder zwaar is en meer overnachtingsmogelijkheden biedt.
Twee dagen later zijn we te gast in herberg Le Cœur du Chemin’. Opnieuw een plek om op adem te komen. We doen de was, rusten uit, eten goed en genieten van de ontmoeting met Ruud en Arno, die ons ontvangen alsof we koningskinderen zijn.
Dan volgt Nevers. Wat een contrast met de rust van de afgelopen dagen. We zijn de drukte van een grote stad niet meer gewend. Er zijn hier veel toeristen. Er is een internationaal petanque toernooi. En dan zijn er natuurlijk de vele gelovigen, die voor Bernadette de Soubirou komen. Bernadette, het meisje aan wie Maria verscheen. In Lourdes. In de druk bezochte kapel trekt Bernadette zich van de drukte om haar heen niets aan. Ze ligt stil in haar glazen kist. Het is een wonderlijk gezicht.

Ultreia!
Wim en Celesta

6. Meer dan duizend kilometer gelopen

Celesta en Wim hebben inmiddels meer dan 1000 kilometer gelopen. Ze zijn dan ook helemaal gewend aan ‘het leven op de weg’. Ze zijn moe en blij, maar dat leest u in het volgende verslag. Het blijft fijn om te lezen en op deze wijze zijn ze toch ‘dichtbij’.

Chablis, 16 augustus 2024
‘In april heeft het gevroren. Dat is nooit eerder gebeurd. En daarna bleef het maar regenen.’ Monsieur Chevalier kijkt zijn vrouw aan en vraagt ons dan: ‘Hebben jullie het gezien? De bruine bladeren aan de wijnstokken? Dat is geen goed teken. En er zitten vrijwel geen mooie trossen aan.’
We hebben het gezien. Op weg naar Essoyes. En we hebben ons erover verbaasd. Aan de wijnstokken zien we vrijwel geen druiven. En als we ze zien, zijn het armetierige trosjes van zes of acht of nog minder druiven.
François Chevalier, wijnboer in Essoyes en onze gastheer van vannacht, vervolgt: ‘We beginnen de oogst op 15 september. Elk jaar slapen hier in deze ruimten dan dertig seizoensarbeiders. Dit jaar hebben we er niet meer dan vijftien nodig. De oogst is misschien maar een kwart van wat die normaal is.’
Hij en zijn vrouw lijken er niet onder gebukt te gaan. Ze zijn eraan gewend dat ze afhankelijk zijn van het weer. ‘Het ene jaar is nu eenmaal niet het andere. We nemen het zoals het komt.’

Wat zijn ze vriendelijk! Ze nemen alle tijd voor ons. Wijzen ons de bedden, de douches, maken ons wegwijs in de keuken en zijn heel beslist als we vragen naar de betaling. ‘Nee, dit is voor jullie. Gebruik wat er in de koelkast staat. Rust lekker uit en geniet van een goed bed! En goede reis morgen, als jullie verdergaan!’

De volgende ochtend, het is dan woensdag, gaan we al voor zevenen de deur uit. Het regent. Pijpenstelen. Het giet. Weer geen goed weer voor de druiven! Onder onze paraplu’s blijven onze bovenlijven redelijk droog. Daaronder is alles al snel doorweekt. We lopen. Urenlang. De temperatuur is na al die hete dagen van afgelopen week heel aangenaam. Die warme dagen kostten veel energie. Maar nu genieten we ervan dat het zo gemakkelijk gaat.

Door wijngaarden, langs akkers, opnieuw door wijngaarden en door bossen lopen we maar en lopen we maar. Als we aan het einde van de middag aankomen in Etourvy, is het droog. We hebben veertig kilometer afgelegd. We zijn moe, maar anders moe dan op die hete dagen. We zijn moe en we zijn blij. We hebben een prachtige dag gehad. Zes reeën zagen we. Vlakbij. En een vos! En we hebben genoten van de stille landschappen. Nat was het. En stil.

Chablis staat er boven deze brief. Vandaag zijn we in Chablis aangekomen, stad in de Bourgogne. Alles hier ademt wijn.

Na ons vertrek van de Ganzenmarkt in Ootmarsum hebben we al meer dan duizend kilometer gelopen. We zijn helemaal gewend aan het ‘leven op de weg’, zoals dat onder pelgrims genoemd wordt. Vannacht slapen we voor de veertigste keer op een andere plek. En elke keer slaapt dat net zo goed als thuis.

Ultreia!
Celesta en Wim

5 “Wij gaan door. Zolang de camino dat wil”

Gondrecourt, 9 augustus 2024

Geen dag is hetzelfde. Toch rijgen de dagen zich gemakkelijk aaneen. ‘Dat komt door het ritme’, zeggen we tegen elkaar. Iedere dag heeft hetzelfde ritme.
Om 6.30 gaat de wekker. We staan op. Het lijf is het er niet mee eens. Het hoofd wel. De pelgrim in ons wil lopen. Steeds weer verder. Een nieuwe dag inlopen en telkens dat gevoel van ultieme vrijheid ervaren. We kleden ons aan en pakken de rugzakken in. De natte was spelden we achterop. Het optillen van de rugzak is het zwaarste. Met een zwaai belandt hij achterop de rug. Eenmaal daar voelt hij minder zwaar. Goed aansnoeren en dan de eerste stappen. We zijn soms verwonderd dat het gewoon allemaal weer gaat.

Rond het middaguur pauzeren we. Meestal in het bos, soms op een dorpsplein. We eten wat we bij ons hebben. Stukje brood, kaas, ham. Soms een blikje sardientjes. En weer verder. Soms staan we even stil om bramen te plukken. Die zijn er veel dit jaar. Ze zijn lekker en ze helpen tegen de dorst nu het zo warm is. Rond 15 uur zoeken we een slaapplek. Dat lukt niet altijd even makkelijk. Noem het toeval … maar altijd als de opties uitgeput lijken, dient zich uit onverwachte hoek toch een oplossing aan.
Zoals gisteren in Vaucouleur, de plaats waarvandaan Jeanne d’Arc op 23 februari 1429 vertrok om tegen de Engelsen te vechten. We zitten op de trappen voor de kerk als er plots een jonge priester in soutane voorbij loopt. We spreken hem aan, vragen of hij ons kan helpen. En dat kan hij! We mogen in het parochiehuis slapen. Er is geen douche en er zijn geen bedden. Het huis ruikt vreselijk vochtig maar we zijn blij. In plaats van binnen op de grond te gaan liggen, zetten we de tent op in de tuin. De dag is rond.
Slapen-eten-lopen-eten- slapen.

Eerder deze week op de camping in Liverdun ontmoeten we pelgrim Frouke uit Noordduitsland. Zij moet haar tocht na tien dagen onderbreken vanwege een voetblessure..Ze vindt het heel jammer maar zegt ook blij te zijn. ‘Ik heb in deze tien dagen  meer geleerd dan in de afgelopen tien jaar.’
Hoe mooi is dat.
Soms roept de camino je en dan weet je dat je moet gaan. Soms stuurt hij je terug en dan moet je ook luisteren. Een oude pelgrimswijsheid.
Wij gaan door. Zolang de camino dat wil.

Ultreia!
Wim en Celesta

 

4 “We zijn in Frankrijk. We lopen en we hebben het goed”
Het volgende verslag van Celesta en Wim is binnen. Wat houden ze zich fijn aan de afspraken, die we vooraf hebben gemaakt. Iedere week een update en daar kijken we als volgers echt naar uit. Goed om te lezen dat het hen goed gaat. Het lijkt alsof ze in een andere wereld leven. Dat is natuurlijk niet zo, maar de beleving is zo anders. Vriendelijke mensen tegenkomen, nemen zoals het komt en vooral ontvangen. “We zijn in Frankrijk. We lopen en we hebben het goed”, zijn de woorden, die voor hen en voor ons heel veel waarde hebben. Hieronder hun volgende verslag.

Sainte Marguerite (F), 2 augustus 2024
“Ik krijg er gewoon kippenvel van”. Ze wrijft over haar armen en gaat verder: “Dat je dat zegt. Dat je onderweg alleen maar vriendelijke mensen ontmoet. En dat terwijl we zo vaak over andere mensen klagen,” vertelt onze gastvrouw.
Wij beamen dat. We proberen altijd met zachte ogen naar de ander te kijken, maar niet altijd lukt dat. Soms willen we dat mensen anders zijn. Dat ze anders doen. Vinden we dat ze zich anders moeten gedragen. En dan klagen we, wij ook.
Maar hier, op de pelgrimsweg, is het anders. Hier ontvangen we. Nemen we het zoals het komt.
We staan voor het huis van twee vriendelijke mensen bij wie we zojuist onze waterflessen weer hebben gevuld. ‘Ammeldingen’ heet het hier. En het is klein. Geen winkel, geen café, niets. Daarom bellen we aan en vragen we om water. Steeds als we dat doen, zijn de mensen vriendelijk. Vragen ze of we mineraalwater willen of kraanwater. Maken ze tijd voor een praatje. Vragen ze waar wij vandaan komen en waarheen wij gaan. We nemen weer afscheid. De twee wensen ons een goede reis en zwaaien ons na.

De afgelopen dagen hebben we vaak om water gevraagd. Het is warm en de etappes in de Eifel en nu ook in Frankrijk zijn zwaar. Elke dag overbruggen we meer dan 1000 hoogtemeters. En lopen we tussen de 25 en 30 kilometer. We drinken veel.
Het is hier overal stil. In de bossen, op de hoogvlaktes waar de akkers zijn en ook in de dorpen, die we doorkruizen. Juist in de dorpen valt het op hoe stil het is. Geen mensen op straat. Geen winkel waar mensen in en uit gaan. Geen bakker, geen Gasthaus, niets. Die waren er wel, winkels en cafés, bakkerszaken, maar de meeste zijn inmiddels dicht. ‘Corona’, horen we als we vragen waarom het hier zo uitgestorven is. Heel veel middenstanders hebben het hoofd niet boven water kunnen houden.  En Corona was niet de eerste plaag. Steeds weer de afgelopen week zijn we geconfronteerd met de gevolgen van de ‘Flut’ (de overstromingen) in 2021. In Euskirchen, in Bad Münstereifel, in Neuerburg, in Bollendorf.

“Hebben jullie geen blaren? Of andere blessures? Pijn aan je voeten, je rug?” Als iemand dat vraagt dan zeggen we dat we vooral blij zijn dat het gaat. Dat het lukt. Dat we lopen. Of het nu warm is of koud. Of het regent of niet, of we de hele dag moeten klimmen en weer afdalen, of dat we juist een vlakke etappe hebben, we lopen! We lopen en we hebben het goed!

En vandaag zijn we dan in Frankrijk aangekomen. Soms is het lastig om onderdak te vinden. Dan moeten we verder lopen. Maar vandaag ging het makkelijk. Gérard en Isabelle ontvangen vaker pelgrims en wij hadden geluk. Ze stonden op het punt om te vertrekken toen wij aankwamen. En nu genieten we met z’n tweeën van een geriefelijk en droog huis, terwijl de bewoners een avondje uit zijn.

Ultreia,
Celesta en Wim

3.De magie van de pelgrimsweg
Het volgende reisverslag van Celesta en Wim is binnen en wat zien en beleven ze onderweg veel. Het is een hele interessante bijdrage van onze twee gemeenteleden. “We zijn weer ergens”, lezen we een aantal keren. Dat is niet zomaar een kreet, maar heeft een diepere bodem. Lees en geniet van dit verslag!

Vrijdag 26 juli

Prüm

Hoe klein en onbeduidend de plaats waar we binnenlopen ook is, vaak grappen we:  “Nou, inmiddels zijn we wel ergens!”

Eerder deze week naderen we Keulen. We lopen langs de Rijn en van ver zien we de Dom al. De honderdduizenden vastgeketende liefdesslotjes geven de brug waarover we de stad inlopen een bijzonder uiterlijk.

Op de brug naast de onze beweegt een grote mensenmassa zich voort. We zien regenboogvlaggen. Een bus met grote gekleurde lampen en geluidsboxen. De muziek komt stotterend over het water naar ons toe. Wij laveren tussen tientallen wandelaars naar de andere kant van de Rijn.

En dan staan we voor de imposante Dom. We hebben 300 kilometer gelopen. Nu zijn we dan toch echt wel ergens. Maar we spreken het niet uit. Komen er niet eens aan toe. De grote stad voelt bijna vijandig. Van links en rechts botsen er mensen tegen onze rugzakken op. Lange rijen toeristen schuifelen langzaam naar de ingang van de Dom. En wij, ternauwernood ontsnapt aan een opstootje, maken ons zo snel mogelijk uit de voeten. Het kost ons wat kilometers om bij te komen van ons Keulse avontuur maar dan staan we zomaar   in een achteraf straatje in Brühl. Op nummer 24 moet een onderkomen speciaal voor pelgrims zijn. We hoeven niet lang te zoeken, want daar komt al een vrolijke meneer op ons afgelopen. Hij draagt een tasje met het symbool van de Jakobsweg erop.  “Pelgrims op zoek naar een slaapplaats! Welkom!”

 

 

Winfried nodigt ons uit voor een biertje. Hij is vrijwilliger en beheert deze week de pelgrimsherberg van Brühl. Maar die herberg kan wel even wachten. Winfried weet wat een pelgrim na een lange etappe nodig heeft …

We zitten nog maar net of daar komen twee andere pelgrims aan en even later staan er vijf heerlijke koude biertjes op de tafel. Die avond slapen we voor het eerst deze tocht in een stapelbed. Vier pelgrims samen in een klein kamertje. Het voelt vertrouwd.
We zijn weer ergens. We zijn op de pelgrimsweg, op de camino.

 

Twee dagen later zijn we weer ergens anders. We bellen aan bij mensen, die af en toe pelgrims ontvangen. Claudia doet open en nodigt ons binnen. “Jullie zien er moe uit. Ik heb drinken klaar staan op het terras. Zet je rugzak hier maar neer, dan gaan we eerst even zitten. Kunnen jullie een beetje bijkomen.”

“Waarom doen jullie dit eigenlijk? Zomaar belangeloos pelgrims onderdak bieden?”, vragen wij. “Elke pelgrim, die hier komt, heeft iets bijzonders en voor ons zijn het elke keer weer bijzondere ontmoetingen”, zegt ze. “Wij voelen ons rijk met zulke gasten bij ons in huis.”

Wij voelen ons welkom daar in Bad Münstereifel bij Claudia en Steff. En we voelen ons er thuis.  Als we de volgende ochtend na een goed ontbijt en na lange en intensieve gesprekken afscheid nemen, nemen we afscheid van vrienden. Dat klinkt theatraal, maar toch voelt het zo. Het is de magie van de pelgrimsweg. De ontmoeting met deze twee mensen nemen we mee in ons hart. Mee op de weg naar Santiago.

Ultreia!

Een warme groet,
Wim en Celesta

 

2.Maak de keus om op pad te gaan

Onze gemeenteleden Celesta en Wim zijn op weg gegaan voor een pelgrimstocht naar Santiago. Op maandag 8 juli vertrokken ze vanaf hun thuisbasis in Ootmarsum. Een kleine veertien dagen later kijken ze met veel plezier terug op de wandelingen en vooral de ontmoetingen met andere mensen. “We vieren dat we kunnen lopen,” vertellen Celesta en Wim. Ze zijn onderweg, letterlijk en figuurlijk, en genieten van iedere dag, iedere ontmoeting en alles wat ze ‘zomaar’ ontvangen. Hieronder hun tweede verslag.

Wermelskirchen, vrijdag 19 juli
“Het moeilijke van ouder worden, is dat je steeds minder kunt.” Van onder haar hoedje kijkt ze ons aan en dan gaat ze verder: “Wat zou ik graag net als jullie een lange wandeltocht maken, met rugzak en tent en alles! Net als vroeger. Maar mijn oude botten staan dat niet meer toe,” zegt ze met een stem vol spijt.
Vijfentachtig is ze en ze woont hier niet ver vandaan. Ze wacht op ons als wij de smalle trap afdalen, waarlangs zij omhoog wil. En dan spreekt ze ons aan.
We praten er met haar over, over dat ouder worden en dat het in het leven uiteindelijk niet gaat om wat je niet kunt, maar altijd om wat je wel kunt. Daarom lopen wij. Ook daarom lopen wij. Omdat het kan. Om te vieren dat we dat kunnen.  Ze kijkt ons nog eens aan, trekt haar rugzakje recht en zegt: “Wat echt naar is van ouder worden, is dat je zo eenzaam wordt. Daarom is het zo fijn om op een mooie dag te gaan wandelen en dan zomaar vriendelijke mensen te ontmoeten!”

Bruder Dirk
Het is donderdag 18 juli als we deze mevrouw ontmoeten. We zijn op weg van Herdecke naar Beyenburg. Dat is een flink eind, dertig kilometer! En we moeten klimmen vandaag. En het is warm. Net als de dagen hiervoor. We zijn sinds onze vorige Pelgrimsbrief via Münster naar Werne en vervolgens naar Dortmund gelopen. Toen op woensdag naar Herdecke en op donderdag dus naar Beyenburg. Slapen deden we o.a. bij de Brüder Canisianer in Münster, bij de Kapuziner in het klooster in Werne en donderdagavond dus in het Kloster der Kreuzherren in Beyenburg bij Bruder Dirk.
We bellen tegen vijven aan. Dirk staat al op ons te wachten. Hij ontvangt ons met open armen. We drinken bier, douchen ons en gaan aan tafel. Met z’n vieren zijn we. Quirien, een bevriende broeder uit een naburig klooster, Dirk en wij tweeën.

 

We horen over het kloosterleven, de eenzaamheid en de stilte – Bruder Dirk is hier de enig overgebleven broeder, de anderen liggen naast het klooster op het kerkhof. We horen over het plezier, over de ontmoetingen met pelgrims, die hier overnachten, over de grote saamhorigheid in Beyenburg tijdens de Flut, de overstromingen van een paar jaar geleden.

Ich habe keinen andere armen als die eure
Voor het klooster staat een gehavend beeld van Jezus, zonder armen. Ons doet het de wenkbrauwen fronsen, tot we lezen: ‘Ich habe keinen anderen Armen als die Eure (… dan die van jullie). De boodschap past bij Dirk. Hij dient. Is vriendelijk. Gastvrij. Mild. En hij is ruimdenkend.
De volgende ochtend krijgen we de Pelgrimszegen in de middeleeuwse kloosterkerk. ‘ … Moge God steeds een paar passen voor je zijn om je te ontvangen op de plaats waar je onderdak zoekt voor de nacht.’

Als we weer op pad gaan voelen we allebei dat de ontmoeting met Dirk een doel van onze reis was. Niet altijd immers ken je je doel van tevoren.
“Het gaat erom dat je de keus maakt om op pad te gaan. Het doel, je bestemming, ken je pas als je terugkijkt.”

Ultreia!
Een warme groet van
Celesta en Wim

 

 

 

 

1.13 juli 2024
We zijn in Schmedehausen. In vijf dagen zijn we van Ootmarsum naar hier gelopen. De eerste 125 km van onze pelgrimstocht naar Santiago zitten erop.   Moe en zeer voldaan kwamen we aan bij de voormalige pastorie van de kerk in Schmedehausen.  Daar is een klein vertrek ingericht om pelgrims te herbergen. Wat geweldig dat het oude gebruik om pelgrims te helpen hier zo in ere gehouden wordt.

Ons vertrek
Afgelopen zondag kregen we het eerste stempel van de PKN in Ootmarsum in ons pelgrimspaspoort en een mooi afscheidswoord van Hanneke. En toen we maandag dan echt op weg gingen, werden we uitgezwaaid door de buurtjes.
Op weg. Maandenlang op weg. Voelt het echt zo dat we zo lang van huis gaan? Dat we die bijna onmogelijk lange afstand af gaan leggen? Voor ons niet, want we weten het niet. Niet hoelang we weg blijven en niet hoever we komen. Zo voelde het voor de pelgrims die vanuit alle uithoeken in Europa eeuwen geleden op pad gingen wellicht ook. Zij gingen, in de hoop om zo een aflaat voor hun zonden te ontvangen. Onderweg loerden vele gevaren en veel pelgrims kwamen nooit meer terug.

Losmaken en open stellen
Wij gaan op weg zonder al te veel planning. We gaan. Om ons los te maken van de dagelijkse beslommeringen en om ons open te stellen voor andere gedachten, voor nieuwe ontmoetingen.  Om te leren van wat we tegenkomen. En van wie we tegenkomen.
Bekijks hebben we wel. ‘Waar gaan jullie helemaal heen met die grote rugzakken?’  Op de route door het prachtige Teutoburgerwald gaan we op de foto met twee oudere heren, die hier vaak samen wandelen en die een ontmoeting met twee heuse pelgrims graag vast willen leggen.

Na de Handelsweg volgden we de Hermannsweg tot vlak voor Lengerich. Daar stuitten we voor het eerst op het symbool van de Jakobsweg.  De gedachte dat deze gele schelp ons vanaf hier de weg naar Santiago zal wijzen, doet ons hart even sneller kloppen. We proosten erop met het miniflesje Twentse schnapps dat we van onze buurvrouw mee hebben gekregen.

Na overnachtingen in Bad Bentheim – Rheine- Bevergern- Lengerich en vandaag dus in  Schmedehausen gaan we morgen verder naar waar we uitkomen. Alles hangt steeds af van ons lijf, van de weersomstandigheden en van de overnachtingsmogelijkheden. De tent, die we bij ons dragen, geeft de zekerheid van een slaapplek, mocht het echt lastig worden. Dat is fijn. Meer zekerheden zijn er niet op deze tocht en dat is ook heel fijn.

Ultreia!

Een warme groet van ons!
Wim en Celesta